zin van ons leven met behulp van de wetenschap niet opgelost kan worden. Immers de
wetenschappen
ontdekken niets zonder ons, maar slechts door middel van ons nl. door onze
zintuigen, onze gereedschappen, door de reacties van onze gereedschappen en de reacties van
ons op de buitenwereld.
De meest globale menselijke vragen: de geboorte van de mens, de zin des levens, de dood -
kunnen alleen door het bevatten van wat buiten ons omgaat worden opgelost. Niet door de
waarneming van en het onderzoek naar onze
reacties op de buitenwereld, maar door een
objectieve kennis ervan. Maar juist dit is ontoegankelijk voor wetenschappelijke
onderzoekingen. Pas nadat de mens in de geestelijke wereld rondtrekt, krijgt hij, als een gift,
het begrijpen van het objectieve bestaan: wat buiten hem in werkelijkheid bestaat en hoe het
buiten hem in werkelijkheid bestaat.
Er is een methode middels waarvan men volledige informatie kan ontvangen over het gehele
Heelal,
dus datgene ervaren, wat zich buiten de beperkingen van de menselijke waarneming
manifesteert en datgene waarnemen, wat zich buiten ons om voordoet. Deze methode heet
Kabbala. Wie zich deze eigenmaakt heet kabbalist.
Deze methode is een aparte en zeer oude. Zij is ontstaan door mensen die, al bevonden zij
zich in onze wereld, tegelijkertijd de geestelijke werelden konden waarnemen en deze aan ons
op schrift of mondeling konden overbrengen.
De methode, die zij gebruikten, werd door hen
in de loop der eeuwen steeds meer en meer methodisch uiteengezet met in achtneming van de
eigenschappen van die generatie, waarvoor deze bestemd was. Totdat deze methode de vorm
kreeg, waarin wij de Kabbala heden ten dage kunnen bestuderen. Dat is het resultaat van
vijfduizend jaar geestelijke ontwikkeling.
Elke volgende generatie van kabbalisten baseerde zich op de bevindingen van de
voorafgaande. Elke generatie werkte een methode uit voor het eigen-maken
van de geestelijke
buitenwereld, die bij de betreffende generatie paste. De leerboeken, waarmee de Kabbala
twee- tot drieduizend of zelfs 400 tot 500 jaar geleden is bestudeerd, zijn vandaag voor ons
niet geschikt. Wij gebruiken ze in een zeer beperkte mate.
De laatste grote kabbalist, die de Kabbala voor het gebruik door onze generaties aanpaste ,
was rabbi Jehoeda Ashlag (1885 - 1955). Hij schreef het commentaar bij het boek "Zohar" en
bij de werken van AR"I. Zijn 6-delige "
Talmoed Eser haSfirot" (TES)
is een monumentaal
werk in de Kabbala. Dat is voor ons de enige praktische instructie bij het ons eigen-maken
van het geestelijke.
Om de beginnelingen in het eigen-maken van dit fundamentele werk op weg te helpen schreef
rav Jehoeda Ashlag "
Ptiecha le chochmat haKabbala" - de "Inleiding tot de wetenschap
Kabbala". Deze Inleiding is een beknopte uiteenzetting van datgene, wat in de "
Talmoed
Esser haSfirot’ (afgekort: “TES") is geschreven. De "Ptiecha" geeft inzicht in de opbouw van
het gehele Heelal en opent de deur voor het bevatten van onze wereld en de hoge werelden.
Zij verklaart welke rol onze wereld speelt in het bevatten van het gehele heelal.
De originele tekst van rabbi J. Ashlag wordt hier in grotere letters aangegeven. De tekst van
het commentaar wordt in een gewoon drukschrift gezet.
9
De "Wens om te genieten" de bouwstof van de
schepping
Pagina 1 t/m 9
1) Rabbi Chananja placht te zeggen: "De Schepper wenste Israël te begunstigen, daarvoor gaf
Hij hen de Thora en de Voorschriften...". In het Ivriet lijkt het woord "begunstigen"
("liezkot") op het woord "(zich) reinigen" ("lezakot"). In de Midrasj "Beresjiet Rabba" is
gezegd: "De Voorschriften zijn uitsluitend daarom gegeven om Israël middels de
Voorschriften te reinigen". Wij dienen te begrijpen:
- wat is dat voor een voorrecht, waar de Schepper juist Israël mee begunstigde,
- wat is dat voor een "onreinheid", die in ons aanwezig is en waar wij ons met behulp van de
Thora en de Voorschriften van dienen te reinigen.
Het idee van de Schepping is om aan de schepselen door de gulle hand van de Schepper
voldoening te verstrekken. Daarvoor vormde de Schepper (
Boré)
in de zielen een gigantische
wens om deze genieting te ontvangen. Hoe groter de wens te ontvangen, des te meer genieting
in een vat binnenkomt. Deze begrippen zijn zo nauw met elkaar verbonden, dat het
onmogelijk is ze van elkaar te scheiden.
Men kan er alleen op wijzen, dat de genieting aan de Schepper toebehoort, maar de wens te
ontvangen - aan het schepsel. Let wel: deze beide begrippen gaan
in wezen van de Schepper
uit en bevinden zich beide in het Scheppingsplan. De overvloed (
sjefa), gaat direct van de
Schepper uit, maar de "
wens om te ontvangen" (
ratson lekabbel), die ook in de "sjefa"
inbegrepen is, blijkt toch de wortel en de bron der schepselen te zijn. De "wens om te
ontvangen' is de bron van iets dat principieel nieuw is, datgene wat bij de Schepper niet
aanwezig was, omdat in HET WEZEN van de Schepper geen wens om te ontvangen aanwezig
is.
Met andere woorden, de wens om te ontvangen is de essentie van de Schepping,
van het begin
tot het einde. Dat is de enige "bouwstof" waaruit de Schepping bestaat. De talrijke
verscheidenheid van schepselen zijn slechts verschillende "porties" en verhoudingen van
wensen. En alle voorvallen, die zij meemaken - dat zijn veranderingen, die zich door hun
wens voordoen. Maar alles wat de schepselen vult, d.w.z hun "wens om te ontvangen"
bevredigt, vloeit direct voort uit de Schepper.
10