Bmgn – Theme Issue on scholarly personay (scheduled for publication december 2016) Henri Pirenne. Historicus en man van de wereld


De bruggenbouwer, ‘man van de wereld’ en academische entrepreneur



Yüklə 99,13 Kb.
səhifə2/4
tarix01.08.2018
ölçüsü99,13 Kb.
#60492
1   2   3   4

De bruggenbouwer, ‘man van de wereld’ en academische entrepreneur


Hoewel Kurth en Fredericq mee aan de wieg hadden gestaan van de moderne Belgische geschiedwetenschap was het Pirenne die hen overvleugelde en uitgroeide tot de ‘vader’ van de discipline.24 Dat kwam niet enkel door zijn productiviteit, de kwaliteit van zijn oeuvre of zijn sterke sociabiliteit, maar had ook een ideologische oorzaak.25 Veel meer dan de katholieke apologeet Kurth of de protestantse, Vlaamsgezinde liberaal Fredericq representeerde Pirenne namelijk de neutrale wetenschappelijke persona die hoorde bij de moderne academische cultuur (en overigens ook naadloos aansloot bij het naar eenheid smachtende politieke landschap in België). Natuurlijk vertegenwoordigde Pirenne evenzeer als zijn leermeesters zijn eigen politieke, ideologische en genderklasse – die van de white male liberal bourgeoisie. Die had echter van redelijkheid, onpartijdigheid en morele superioriteit haar professionele ethos gemaakt en van de moderne wetenschapsbeoefening haar intellectuele speelveld. ‘Met het pathos van redelijke mannen die boven belangen en klassen staan, zagen [zij] zich als de onpartijdige woordvoerders van het algemeen belang’, zo omschreef Cathryn Carson de persona van de laat-19e-eeuwse (Duitse) wetenschappers. Ook Pirenne behoorde tot die ‘public-minded, reasonable men standing above interests and classes. 26 Van alle deugden waarmee Pirenne bij leven en postuum werd geassocieerd, is zijn talent voor redelijkheid, onpartijdigheid, tolerantie en consensus veruit het meest geroemd.27 Ook in de biografie die Francois-Louis Ganshof (1895-1980), één van de meest befaamde leerlingen van Pirenne, postuum over zijn meester schreef stonden ze centraal:
Het grote rechtvaardigheidsgevoel dat Pirenne had in de uitoefening van zijn functies en in zijn oordelen dient hier sterk te worden beklemtoond. (…) Die bekommernis om eerlijk te zijn in het leven is nog een facet van de deugd die hem aanzette tot een zo rigoureuze objectiviteit in zijn wetenschappelijke oeuvre. Tijdens zijn openingsdiscours op het Ve Internationale Congres der Historische Wetenschappen, in 1923, beval hij de aan objectiviteit gebonden historicus om “in zichzelf zijn meest kostbare vooroordelen, zijn hardnekkigste overtuigingen en zijn meest natuurlijke en respectabele gevoelens te onderdrukken en te overstijgen.” Door die woorden uit te spreken, formuleerde Pirenne niet enkel een regel voor intellectuele arbeid, maar een echte leefregel, een moreel voorschrift.28
Een neutraal, onpartijdig standpunt werd in de moderne geschiedwetenschap sowieso van historici vereist, maar was in het communautaire en ideologische wespennest België al helemaal onmisbaar. Partijdigheid verdeelde, maar objectief wetenschappelijk debat – vrij van vooroordelen of ideologische belangen – was in staat om te verenigen. Wetenschapsbeoefening draaide met andere woorden niet om het eigen grote gelijk maar om het algemeen belang: dat van de wetenschap, de maatschappij en de natie.

De ideale historicus was dan ook, net als Pirenne, een bruggenbouwer: iemand die mensen en meningen verbond, consensus tot stand kon brengen, wederzijds begrip en inzicht versterkte en ten allen tijde het het grotere geheel (het algemeen belang) bewaakte. Om zich van die niet geringe taak te kunnen kwijten, moest de historicus volgens Pirenne natuurlijk wel over de juiste kwaliteiten beschikken:


Bronnenkritiek is niet het ganse verhaal. (…) De historische constructie of, zo men wil, de historische synthese vereist kwaliteiten waar deze zich niet om bekommert : klaarheid van geest, het vermogen om de essentie van de bijzaak te onderscheiden, de vaardigheid om de verbanden tussen de fenomenen te begrijpen, de geschiktheid om zich los te maken van het heden teneinde het verleden te interpreteren, en desondanks een kennis van het politieke en sociale leven die men zich niet anders kan eigenmaken dan door een zekere vertrouwdheid met het hedendaagse leven, verbeeldingskracht, de afwezigheid van vooroordelen en ten slotte de psychologische kiesheid die voortkomt uit die genuanceerde cultuur die eigen is aan wat ik, in de beste en meest ruime zin van het woord, de man van de wereld zou noemen.29
Een goede historicus moest dus ook een ‘man van de wereld’ zijn, een man met cosmopolitische flair en verlichte waarden, een man die het hedendaagse politieke en sociale bestel even goed aanvoelde als de finesses van het verleden, een man die vakkennis met verbeelding durfde te combineren, een man die van het volle leven hield – kortom: het type man dat in een vreemde stad liever het gloednieuwe stadhuis dan de zoveelste kathedraal zou gaan bezichtigen.30

Ten bewijze van Pirenne’s grote geestdrift voor het ‘praktische, actieve leven’ kan naast zijn indrukwekkende oeuvre een al even indrukwekkende lijst worden gelegd met initiatieven en lidmaatschappen die onder de noemer ‘academisch ondernemerschap’ zouden kunnen worden gevat, omdat ze de ontwikkeling van het wetenschapsbedrijf in de meest brede zin van het woord tot doel hadden. Pirenne speelde een voortrekkersrol bij de oprichting en uitbouw van talloze verenigingen, instellingen, raden en genootschappen. Hij zette nationale en internationale samenwerkingsverbanden op, lag aan de basis van grote onderwijshervormingen en behartigde mee de belangen van het bibliotheek- en archiefwezen. Als begenadigd spreker op openbare lezingen, als autoritatieve stem in het publieke debat en als behoeder van het historisch patrimonium in zijn stad deed hij bovendien actief aan wetenschapspopularisering – want ook dat was wetenschapsbeoefening in dienst van het algemeen belang. 31



De nationale historicus


Maar het professionele project met de grootste maatschappelijke impact en de reden van zijn ongezien steile klim op de carrièreladder was natuurlijk Pirenne’s rol als nationale historicus van België. Toen hij als jonge mediëvist in 1885 aan zijn carrière begon, was het land op historiografisch vlak nog grotendeels gelegitimeerd door romantische verhalen. Pirenne twijfelde dan ook niet toen hem rond de eeuwwisseling door Karl Lamprecht aangeboden werd om een nieuwe geschiedenis van België te schrijven voor zijn reeks Geschichte der Europäischen Staaten.32 Het was een lang gekoesterd plan van Pirenne om zich over de ontstaansgeschiedenis van het latere België te buigen, getuige een dagboekfragment uit 1888: “Ik moet hier ook nog mijn project noteren om een geschiedenis van de Nederlanden te schrijven. Wat zal daar van terechtkomen? Misschien zal het al vergeten zijn voor ik deze lijnen herlees.”33 Het plan raakte niet vergeten, ook al zou het nog meer dan tien jaar duren voor het eerste volume van Histoire de Belgique werd gepubliceerd. Pirenne’s magnum opus zou uiteindelijk in zeven volumes verschijnen over een periode van drieëndertig jaar (1899-1932). In de loop van dat proces kwam een markante symbiose tot stand tussen de ambitieuze Pirenne en de prille natie België en kreeg het initiële wetenschappelijke opzet ook een uitgesproken maatschappelijke en politieke component.

De groeiende spanningen op ideologisch (katholieken versus liberalen), op sociaal-economisch (socialisten versus economisch conservatieve krachten) en op communautair vlak (Vlamingen versus Walen) vroegen om een sterkere verdediging van het nationale narratief. Het was Pirenne’s Histoire de Belgique die dat gaf: hij verleende het land een nieuw, gemeenschappelijk verleden en daardoor ook een nieuwe identiteit. Het werk bracht Pirenne onmiddellijk grote nationale faam en gaf hem een rol als één van de eerste publieke intellectuelen van België. Zijn lezingen werden druk bijgewoonde events, zijn lezerspubliek deinde uit tot ver buiten de grenzen van de academische gemeenschap – getuige daarvan ook het feit dat zijn invloedrijke artikel ‘Les périodes de l’histoire sociale du capitalisme’ door de socialistische Librairie du Peuple werd heruitgegeven.34

De Histoire de Belgique zorgde voor een belangrijke persoonlijke toenadering tussen Pirenne en de toenmalige koning Albert I, die als staatshoofd het opperste gezag over de rijksuniversiteit voerde. De verwevenheid tussen de monarchie en de rijksuniversiteit was rond de eeuwwisseling nog groot. Bevestiging van de koning gold als het hoogst bereikbare wetenschappelijke prestige. De sterke gerichtheid van de academische cultuur op de natie en de monarchie speelde volgens Henning Trüper een belangrijke rol bij de totstandkoming van de professoriale persona in de eerste helft van de twintigste eeuw.35 In het geval van Pirenne ging de band echter verder dan telegrammen uitwisselen naar aanleiding van belangrijke levensgebeurtenissen of professionele prestaties. De koning nodigde Pirenne ook uit voor informele wandelingen aan zee of intieme diners op het Paleis. “Het was een bijzonder intiem diner, er was niemand anders dan ik”, schreef Pirenne in 1919 met een mengeling van trots en verbazing aan zijn moeder over één van die ontmoetingen.36 “Er is geen eer die hem niet te beurt is gevallen”, ontlokte dat feit aan zijn jongste zoon Robert.37 Pirenne mocht aanschuiven bij het selecte eliteclubje Cercle des XV, waarin onder het genot van een goed glas Bourgogne gevoelige staatszaken werden besproken.38 Zijn zoon Jacques werd bovendien vanaf 1920 aangesteld als docent Belgische geschiedenis van de jonge prins Leopold.39 De Pirennes werden zo de hofleveranciers van de wetenschappelijke kennis die de nationale eenheid en de monarchie moest helpen onderschragen. Tweemaal overwoog Pirenne ook een actievere (of meer zichtbare) politieke rol. Indien de verkiezingen niet op een nederlaag voor de liberalen waren uitgedraaid, zou hij in 1912 een stap teruggezet hebben als hoogleraar om minister te worden in een partij van nationale eenheid.40 Ook in 1921 kwam hij dicht bij een regeringsfunctie: hij werd toen gevraagd op de lijst te staan van de Parti de Renaissance National, maar zijn functie als rector liet niet toe een politiek mandaat op te nemen.41

De grote maatschappelijke erkenning die Pirenne als nationaal historicus te beurt viel heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de mythevorming rond zijn figuur. Toch lag ze ook aan de basis van een eerste botsing tussen Pirenne’s wetenschappelijke doelen en zijn politieke en maatschappelijke drijfveren. Niet iedereen was er immers van overtuigd dat Pirenne’s visie op de vaderlandse geschiedenis het algemeen belang diende. Zowel vanuit Waalse als vanuit Flamingantische hoek weerklonk, tot Pirenne’s ergernis, al voor de eerste wereldoorlog her en der kritiek op de Histoire de Belgique.42 In een poging zijn morele integriteit te vrijwaren, benadrukte Pirenne steeds nadrukkelijker de impartialiteit waarmee hij over de Belgische geschiedenis berichtte.43 Toch dacht hij er op basis van deze eerder beperkte contestatie nog niet over zijn rol als nationale historicus te herevalueren – daar was de impact van een wereldoorlog voor nodig.



Yüklə 99,13 Kb.

Dostları ilə paylaş:
1   2   3   4




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©www.genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə