Effecten van zwavel, borium en mangaan bij de teelt van zetmeelaardappelen Inleiding



Yüklə 41,4 Kb.
Pdf görüntüsü
tarix24.02.2018
ölçüsü41,4 Kb.
#28125


 

 

 



Effecten van zwavel, borium en mangaan 

bij de teelt van zetmeelaardappelen 

 

Inleiding 

In opdracht van het Productschap Akkerbouw (PA) voerden HLB B.V., BLGG AgroXpertus en 

NMI een tweejarig onderzoeksproject uit met meso- en micro-elementen (zwavel, borium en 

mangaan)  in  zetmeelaardappelen.  In  2011  en  2012  werden  veldproeven  uitgevoerd  op 

zandgrond  in  Noordoost-Nederland.  Hierin  werden  diverse  combinaties  van  zwavel  (S)  en 

borium  (B)  via  bodem  en/of  blad  toegediend,  al  dan  niet  aangevuld  met  toediening  van 

mangaan (Mn) aan het blad. Het project werd gefinancierd door PA met cofinanciering van 

Akzo Nobel.  

De opbrengst van de zetmeelaardappelen blijft al een groot aantal jaren achter, ondanks de 

hogere opbrengstpotentie van nieuwe rassen. Een belangrijke opbrengstbeperkende factor is 

vermoedelijk  de  beschikbaarheid  en  opneembaarheid  van  nutriënten  die  niet  met  een 

standaardbemesting  van  stikstof,  fosfaat  en  kalium  worden  toegediend.  Op  de  hier 

betreffende  zandgronden  is  het  boriumgehalte  lager  dan  het  aantoonbaarheidsniveau  van 

het  reguliere  praktijkonderzoek.  De  depositie  van  zwavel  met  neerslag  is  tegenwoordig  zo 

gering dat ook voor aardappelen bemesting met zwavel noodzakelijk is geworden.  

Borium en zwavel hebben grote invloed op de ontwikkeling van het wortelstelsel en daarmee 

op het effectief nutriëntenopnemend oppervlak ervan.  

Mangaan  speelt  een  belangrijke  rol  bij  de  fotosynthese  (vooral  chloroplasten  blijken    zeer 

gevoelig voor Mn-gebrek) en is dan ook van groot belang voor opbouw en instandhouding 

van  het  assimilatie  apparaat  van  de  plant.  Het  is  daarmee  ook  in  belangrijke  mate  mede 

bepalend voor opbouw en onderhoud van het wortelstelsel. Bovengenoemde processen zijn 

bepalend voor de opbrengst. Een hieruit voortkomende gedachte is dat een geoptimaliseerde 

toediening van B, S en Mn de (zetmeel)aardappelopbrengst zou moeten verhogen.  

 

Doelstelling van het project is het bepalen van de effecten van toediening van S, B en Mn op 



groei, ontwikkeling en opbrengst van zetmeelaardappelen.  

 

 

Foto 1 overzicht proefveld in 2011

 

 



Proefopzet  

Bemestingsvarianten met meso- en  micronutriënten 

In  2011  werden  zwavel-  en  boriumgiften  (SO

3

  resp.  B)  of  geheel  volvelds  aan  de  bodem 



toegediend, of in verschillende varianten gedeeltelijk aan de bodem gegeven en gedeeltelijk 

als bladbemesting toegediend.  In  het  geval  van  borium  werd  50%  bij  het  pootklaarmaken 

aan de bodem toegediend en 50% bij het poten in de rij. Aan 50% van deze objecten werd 

via het blad een bemesting met mangaan gegeven als de weersomstandigheden (warm en 

droog) daar aanleiding toe gaven. In totaal waren er 7 bemestingsvarianten. 

Naar aanleiding van de in 2011 verkregen resultaten werd in 2012 de zwavelgift volledig aan 

de  bodem  toegediend;  voor  de  boriumtoediening  aan  de  bodem  werden  twee  varianten 

opgenomen, nl. wel en geen borium.  

Betreffende de toediening van mangaan aan het loof in de vorm van Mn EDTA in 250 liter 

water per applicatie werden de volgende varianten opgenomen: 

1) gedurende het gehele seizoen, dus zo nodig ook kort na opkomst.  

2) volgens praktijk: na het sluiten van het gewas zo nodig1 tot 3 maal 1 liter Mn EDTA. 

3) geen toediening van Mn.  

In totaal waren er 9 bemestingsvarianten.  

De proeven werden uitgevoerd in de vorm van gewarde blokkenproeven in 4-voud; de bruto 

grootte van elk veldje was 10 x 3 m; de netto grootte 1,5 x 8 m.  

 

Rassenkeuze 



Het  onderzoek  is  uitgevoerd  met  twee  zetmeelrassen:  in  2011  met  Seresta  en  Festien;  in 

2012 als gevolg van krapte op de pootgoedmarkt met Dartiest en Festien.  

 

Proeflocatie 



De proeven zijn uitgevoerd op zandgrond in praktijkpercelen in Hijken. 

 

Weersomstandigheden



 

In de jaren 2011 en 2012 waren de weersomstandigheden tijdens het groeiseizoen extreem 

verschillend.  In  2011  was  het  groeiseizoen  (extreem)  droog  en  warm,  in  2012  koel  en 

vochtig tot nat. 

 

Resultaten 

Waarnemingen in het gewas  

In  beide  jaren  waren  de  verschillen  tussen  de  gebruikte  rassen  in  stand  van  het  gewas 

gering.  

 

Symptomen van boriumgebrek.  



In het zeer droge groeiseizoen van 2011 zijn zowel in de onbehandelde als in de behandelde 

objecten in beide rassen tot in de vijfde en zesde bladetage verschijnselen van boriumgebrek 

waargenomen.  Door  de  langdurige  droogte  bij  de  aanvang  van  de  teelt  werd  de 

opneembaarheid  van  borium  door de wortels  sterk  gelimiteerd.  Na  beregening  op  3 en  11 

juni is geen verdere uitbreiding van deze gebrekssymptomen waargenomen. 

In  2012  deden  zich  bij  het  ras  Festien  in  alle  objecten  in  de  eerste  en  tweede  bladlaag 

symptomen van boriumgebrek voor, ongeacht of er al dan niet borium aan de bodem was 

toegediend. Bij het ras Dartiest zijn alleen in de objecten waar geen borium werd gegeven in 

de eerste bladlaag symptomen van boriumgebrek waargenomen. 



 

 

Foto’s  2  en  3.  Typische  vroege  symptomen  van  boriumgebrek.  Sterk  vergoot  leerachtig 

aanvoelend  enkelvoudig topblaadje van de 1

e

 bladlaag; resp. topblaadje samengegroeid met 



beide blaadjes van eerste juk. 

 

Symptomen van mangaangebrek.  



In 2011 zijn geen symptomen van mangaangebrek waargenomen. Door tijdig te beregenen 

werd voorkomen dat mangaan niet in voor de planten onopneembare vorm werd omgezet. 

In 2012 werden geen symptomen van Mn-gebrek verwacht en ook niet waargenomen;  als 

gevolg  van  het  donkere  vochtige  weer  was  kennelijk  gedurende  het  gehele  groeiseizoen 

voldoende opneembaar mangaan voor het gewas beschikbaar. 

 

Symptomen van zwavelgebrek.  



In  2011  werden  geen  symptomen  van  zwavelgebrek  waargenomen.  In  2012  werd  begin 

september bij de rassen Dartiest en Festien in alle objecten in lichte mate symptomen van 

zwavelgebrek  waargenomen.  In  de natte  juli-  en  augustusmaanden  lijkt  zoveel zwavel  uit-

gespoeld te zijn dat voor de gewassen tegen het eind van het groeiseizoen een tekort aan 

zwavel ontstond. De verschijnselen van zwavelgebrek traden zo laat in het seizoen op en die 

van boriumgebrek waren zo licht, dat ze geen aantoonbaar effect op de opbrengst hebben 

gehad. 

 

 



Foto 4. Symptoom van beginnend zwavelgebrek in de bovenste bladlagen.  


 

 

De aardappelopbrengsten 

De aardappelopbrengsten waren in  2011 gezien de minder gunstige weersomstandigheden 

met  een  veldgewicht  van  gemiddeld  ruim  50  ton/ha  en  een  basisgewicht  van  gemiddeld 

bijna  72  ton/ha  goed  te  noemen.  In  2012  viel  de  opbrengst  met  een  veldgewicht  van 

gemiddeld 46 ton/ha en een basisgewicht van gemiddeld 59 ton/ha enigszins tegen. 

Uit  het  in  2011  uitgevoerde  onderzoek  bleek  dat  de  zwavel  en  borium  giften  het  grootste 

effect hadden als ze voor het poten volledig aan de bodem werden toegediend. In het loof 

werden noch bij het ras Seresta, noch bij Festien symptomen van Mn-gebrek waargenomen. 

Toch  reageerde  het  ras  Seresta  gemiddeld  over  alle  objecten  voor  zowel  veldgewicht  als 

voor basisgewicht (significant) positief op een bladbemesting met mangaan met resp. 4,8 en 

6,7 ton/ha. Daarentegen reageerde Festien alleen (significant) positief op een mangaangift 

als van  de  elementen  borium  en  zwavel de gehele  gift  voor het  poten aan  de bodem  was 

toegediend, zij het in iets mindere mate dan Seresta deed (zie tabel 1). Daarbij moet wel in 

aanmerking  worden  genomen  dat  het  late ras Festien  op  het  moment  van  loofvernietiging 

nog lang niet klaar was en dus een belangrijk deel van de “bulking” heeft gemist. 

 

 

Tabel  1.  Reactie  in  het  groeiseizoen  van  2011  van  de  rassen  Seresta  en  Festien  op  een 



bladbemesting  met  mangaan  indien  de  borium-  en  de  zwavelgift  voor  het  poten 

geheel aan de bodem werden toegediend. 

Opbrengst 

(t/ha) 


Veldgewicht 

Onderwatergewicht 

Basisgewicht 

Verschil 

Ras 

- Mn 


+ Mn 

- Mn 


+ Mn 

- Mn 


+ Mn 

ton/ha 


Seresta 

47,69 


55,26 

531 


513 

68,35 


75,99 

7,74 


Festien 

50,63 


51,82 

535 


547 

73,30 


77,25 

3,95 


   

Uit  de  in  bovenstaande  tabel  gepresenteerde  proefresultaten  blijkt  dat,  indien  de 

klimatologische omstandigheden daar aanleiding toe geven,  beide gebruikte rassen positief 

op  een  bladbemesting  met  mangaan  reageren  als  de  voorziening  van  de  bodem  met 

nutriënten voor het poten in orde is (in dit geval de voorziening met borium en zwavel). 

Het  feit  dat  symptomen  van  mangaangebrek  in  het  loof  niet  werden  waargenomen,  maar  

beide  rassen  in  opbrengst  toch  met  een  aanzienlijke  opbrengstvermeerdering  op  de 

bladbemesting met mangaan reageerden onderstreept het belang van een tijdige toediening 

van  mangaan  zodra  de  verwachte  weerscondities  (warm  en  droog)  daar  aanleiding  toe 

geven.  


 

Conclusies 

-

 



Voor  gezonde  optimaal  producerende  gewassen  is  een  evenwichtige  voorziening 

met  voldoende  nutriënten  in  alle  ontwikkelingsfasen  van  de  plant  een  eerste 

voorwaarde.  Naast  een  voldoende  voorziening  met  stikstof,  fosfaat  en  kali  is  een 

voldoende  beschikbaarheid  van  zwavel,  borium  en  mangaan  voor  het  gewas  van 

groot belang. 

  

-



 

Uit  de  resultaten  in  2011  bleek  dat  het  hoogste  veldgewicht  en  het  hoogste 

basisgewicht  werden  verkregen  als  borium-  en  zwavelgift  voor  het  poten  volledig 

aan  de  bodem  werden  toegediend.  In  dit  jaar  kwam  verder  naar  voren  dat 

toediening van mangaan bij warm droog weer tot hogere opbrengsten leidt, ook als 

zich in de bovenste bladetages geen gebreksymptomen voordoen. 

In 2012 deden dergelijke omstandigheden zich niet voor. 



 

-

 



Op  gronden  met  voldoende  borium  kan  in  het  begin  van  het  groeiseizoen  bij 

extreem  droog  weer  een  tijdelijk  boriumgebrek  in  het  aardappelgewas  optreden. 

Onder deze zeer specifieke omstandigheden kan een bladbemesting met borium een 

boriumtekort in de jonge scheuten voorkomen resp. opheffen.  

  

-

 



De behoefte aan beschikbaar borium in de bouwvoor blijkt voor aardappelrassen te 

verschillen.  De  ervaring  leert  dat  de  meeste  rassen  waarbij  zich  problemen  met 

boriumgebrek  voordoen  rassen  zijn  met  zwakkere  wortelstelsels.  Rassen  met 

sterker  ontwikkelde    wortelstelsels,  of  die  uitgebreider  en  vaak  dieper  wortelen, 

kunnen  navenant  gemakkelijker  aan  hun  boriumbehoefte  voldoen  uit  de  diepere 

bodemlagen.    Gebleken  is  echter  dat  ook  rassen  met  goed  ontwikkelde 

wortelstelsels verschillen  in  boriumbehoefte  of in  de mogelijkheid  onder moeilijker 

omstandigheden voldoende borium op te nemen. 

 

-

 



Toediening  van  mangaan  aan  het  blad  heeft  op  de  lichte,  wat  zure  gronden  in 

Noordoost Nederland alleen zin als de verwachte weersomstandigheden (warm en 



droog) daar aanleiding toe geven.  

Yüklə 41,4 Kb.

Dostları ilə paylaş:




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©www.genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə