Staatsinrichting Kabinet

Staatsinrichting

• Kabinet

Inhoud

• Leden van het Kabinet

• De Minister-President
• De Ministers
• De Staatssecretaris

• De Begroting

• De Begroting (1)
• De Begroting (2)

De Minister-President

• Eerste minister ook wel minister-president of premier

• Voorzitter van de ministers en leider van het Kabinet
• Leidt de vergaderingen van de ministerraad (alle ministers bijeen)
• Coördineert het beleid van elke minister
• Houdt persconferentie over de onderwerpen die de afgelopen week zijn besproken in de ministerraad
• Is presentator van wat de ministers willen

De Ministers

• Hoofd van een departement en lid van het Kabinet

• Medewerkers van een minister zijn de ambtenaren
• Al die ambtenaren die bij de minister horen vormen samen een ministerie (=departement)
• De hoogste ambtenaar op een ministerie is de secretaris-generaal
• Zijn nieuwe wetsvoorstellen moet hij met zijn collega-ministers bespreken
• Voor een definitieve beslissing heeft hij toestemming nodig van het parlement (=volksvertegenwoordiging en bestaat uit de Eerste- en Tweede Kamer.
• Een keer in de week (Vrijdag) vergadert de ministerraad in het Catshuis in Den Haag
• Het Catshuis is de officiële ambtswoning van de minister-president
• Iedere minister moet daar zijn beleid tegenover zijn collega-ministers

De Staatssecretaris

• Een soort onderminister die belast is met een gedeelte van het takenpakket van een minister

• Per minister 1 à 2
• Werkt zelfstandig en neemt zelf beslissingen waar hij verantwoordelijk voor is
• Is voor zijn beleid verantwoording schuldig aan het parlement
• Is geen ambtenaar
• Heeft functie voor 4 jaar (tot aan de volgende verkiezingen)

De Begroting (1)

• Een voorlopige schatting van de kosten van een volgend jaar van het bestuur

• Van een ministerie zijn dit alleen de uitgaven, gaat het om de totale Rijksbegroting dan zijn ook alle inkomsten vermeld
• Iedere minister maakt een begroting
• Al die verschillende begrotingen gaan naar de minister van Financiën, zijn begroting gaat ook over de inkomsten van de Nederlandse staat
• Hij brengt in september een boek uit: de Rijksbegroting (=Miljoenennota)
• De Koningin leest op Prinsjesdag de Troonrede voor
• Is de derde dinsdag in september
• In Den Haag, in de Ridderzaal, op het Binnenhof
• er staat in wat alle ministers van plan zijn volgend jaar te gaan doen

De begroting (2)

• Enkele weken na Prinsjesdag

• er worden debatten gevoerd, de Tweede Kamer bespreekt de Troonrede en de Rijksbegroting. Dit duurt een paar dagen
• deze debatten noemen we: de algemene politieke en financiële beschouwingen

• Later in het jaar

• de begrotingen van de afzonderlijke ministers worden besproken
• als de begroting is goedgekeurd door het parlement noemen we dit een budget