The Testament of Mary



Yüklə 58,07 Kb.
tarix04.12.2017
ölçüsü58,07 Kb.
#13867

The Testament of Mary

Aan de hand van de toneeltekst van Colm Tóibín The Testament of Mary1 laat ik zien dat de verering van Maria een bijzonder en tegenstrijdig fenomeen is. Tóibín is een Ierse schrijver die in zijn stuk Maria laat terugblikken op het leven van Jezus. Maria moet aan de discipelen van Jezus, die naar haar huis zijn gekomen, vertellen wat er is gebeurd. Ze willen horen over de wonderen die hij heeft verricht, maar Maria vertelt over hoe ze heeft gezien dat haar zoon steeds minder zichzelf werd en uiteindelijk op gruwelijke wijze is vermoord. Tóibín laat in dit toneelstuk zien dat er ook een andere kant zit aan het ‘mythische’ verhaal van Jezus, namelijk de pijnlijke realiteit van zijn ondergang.

In het begin van The Testament of Mary zegt Maria dat er een lege stoel in huis is en dat daar niemand op mag zitten, omdat ze de stoel vrij wil houden voor iemand die niet zal terugkomen. De volgeling die op de stoel wil zitten antwoordt haar dat hij wel terug zal komen, maar Maria beantwoordt ontkennend.
‘Your son will return’, he said. ‘The chair is for my husband’, I replied.2
In deze dialoog ontstaat verwarring bij de gesprekspartner van Maria, omdat hij denkt dat zij de stoel leeg houdt voor Jezus. Ze houdt echter de stoel vrij voor Jozef, die is overleden tijdens Jezus’ jeugd. In het fragment wordt duidelijk dat degenen die Maria opzoeken voornamelijk op zoek zijn naar haar rouw om Jezus, haar zoon, en niet beseffen dat zij ook nog rouwt om haar man. De reactie van haar gesprekspartner is dan ook om op de stoel te gaan zitten, terwijl Maria heeft gezegd dat ze dit niet wil. Ze trekt een mes en bedreigt de man.

Vervolgens vertelt Maria over een man die levende konijnen laat opeten door vogels. De beschrijving is gruwelijk: ‘The bird went for their soft underbelly first, opening the terrified rabbit up until its guts spilled out, and then of course its eyes.’3 Ze sluit deze beschrijving af door te zeggen: ‘It was a mild distraction of what was really going on.’4


Op dit punt in de tekst begint er al een licht contrast te ontstaan tussen het beeld dat van Maria wordt gegeven in het boek en het beeld dat ik zelf van Maria had. Ze klinkt verbitterd, boos en tegelijkertijd ook bijna onverschillig. Niet zo liefdevol en warm als ik had verwacht. In het fragment hierna zegt Maria voor het eerst iets over haar zoon. Ze zegt: ‘I cannot say his name, it will not come, something will break in me if I say his name. So we call him ‘him’, ‘my son’, ‘our son’, ‘your friend’, ‘the one you are interested in’. Maybe before I die I will say his name but I do not think so.’5
Uit dit citaat blijkt dat de dood van Jezus haar wel degelijk veel verdriet heeft gedaan en dat hier haar woede waarschijnlijk vandaan komt. Het verdriet is voor haar echter te groot om te bevatten. Vervolgens zegt ze iets over de volgelingen van Jezus, die zij een groep van ‘misfits’ noemt. Ze heeft geen tijd voor ‘misfits’. Ze zegt dat haar zoon misfits om zich heen verzamelde, maar dat hij zelf geen misfit was. Ze waarschuwt Jezus: ‘Gather together misfits, and you will get recklessness, ambition, anything at all, and it will lead to what I saw, to the worst sort of catastrophe, and I watched him push a plate of half-eaten food towards me as though he were a child in a tantrum.’6
Het wordt duidelijk dat Maria niet Jezus ondersteunt in het verzamelen van volgelingen, ze wil hem daarvan af praten, maar hij reageert niet op haar waarschuwingen.

Ze keert hierna terug naar het verhaal van de konijnen en vogels: ‘The man pulled the rabbits out gently, with his hand under their bellies. It was easy then to feel what they might have felt, a mild fright, but nothing more as they arched their backs to make themselves more comfortable. And the slipping them into the cage, that too was gently. Almost casual.’7


Interessant is de thematiek die in dit citaat naar voren komt. De konijnen bogen hun rug om het zichzelf meer comfortabel te maken. Ze ondergaan het lijden zonder zich daar tegen af te zetten. Vergelijkbaar is hierbij wat Jezus predikt: ‘Slaat iemand je op je rechterwang, biedt hem dan ook je linkerwang aan’8 en ‘Als iemand je kleren steelt, totdat je in je hemd staat, biedt hem dan ook je hemd aan’9. Het ondergaan van lijden zonder verzet is een vorm van liefde of een superieure manier van omgaan met de situatie. Over het aanbieden van je andere wang zijn meerdere interpretaties mogelijk, maar de hierboven genoemde zijn in deze context het meest toepasselijk.

Hierna vertelt Maria over de volgelingen van Jezus en hoe Jezus veranderde als hij onder hen was: ‘They were often silent at first, then many of them talking at the same time, when my son would insist on silence and begin to address them as though they were a crowd, his voice all false, and his tone all stilted and I could not bear to hear him. Alone with me when they had left, he was easier, gentler. And would allow me to love him.’10


Ze zegt hier dat haar zoon ‘niet zichzelf’ is als hij predikt voor zijn volgelingen. Ze noemt zijn stem ‘vals’ en zijn toon ‘stilted’. Ze kan niet verdragen om hem te horen spreken voor zijn volgelingen. De Jezus die voor zijn volgelingen predikt ziet zij niet als haar eigen zoon, maar als hij alleen met haar is dan wordt hij aardiger en makkelijker. Hier zie ik een grote tegenstrijdigheid in het vereren van Maria, omdat Maria geen voorstander was van Jezus als hij predikte. Christenen zien de woorden van Jezus tegen zijn volgelingen als iets dat zij moeten volgen of in ieder geval als serieus en waar moeten aannemen. Maria daarentegen zegt dat Jezus ‘nep’ was als hij deze woorden sprak en het is dan ook niet aannemelijk dat zij volgde in wat hij zei. Maria is waarschijnlijk de enige persoon die wordt vereerd die niet handelde naar de Christelijke normen.

Over de toekomst zegt Maria: ‘The future. The idea swept through our villages like a dry, hot wind, and it carried away anyone who was any use, and it carried away my son.’11


Hieruit blijkt dat ze geen voorstander was van de veranderingen die plaatsvonden. Vervolgens vertelt ze over Marcus, een goede vriend van haar die zij haar neef noemt (dit is de naam van één van de vier evangelisten, maar het gaat hier duidelijk niet om de evangelist Marcus). Het is twee jaar nadat Jezus is vertrokken en Marcus waarschuwt haar. Jezus predikt bij een zwembad achter de schapenmarkt in Jeruzalem. Marcus vertelt dat hij heeft gezien dat Jezus een kreupele weer lopend heeft gemaakt. Marcus zegt dat Jezus gevaar loopt en dat Maria haar zoon moet terughalen. Dit kan zij doen op de bruiloft van haar nicht, waar Jezus ook zal zijn.

Maria vertrekt naar Kana, maar is niet van plan om naar de bruiloft van haar nicht te gaan omdat ze het bruidspaar amper kent. Als ze in Kana aankomt wordt er veel over Jezus gepraat. In het huis naast dat van haar nicht Miriam woont Lazarus.


‘Lazarus grew up golden and kind, and it was believed that they would not be able to keep him among the olive groves and the fruit trees, that something would happen to him, that a great city would call to him, that the charm he exuded and his beauty, grown manly now, would need another realm in which to flourish. But no one realized that it would be the realm of death, that it was death he was destined for.’12
Maria geeft hierna voor het eerst iets weg van wat haar visie op de dood is. Haar nicht Miriam zegt: ‘His death had been a great gift offered to him after his time of suffering.’13 Maria zegt: ‘Death needs time and silence.’14 Dit citaat lijkt te zeggen dat Maria niet geloofde in de hemel of in ieder geval de dood niet ziet als iets dat gevierd moet worden. Bijzonder is dat ze ‘death’ zegt terwijl het lijkt alsof ze het over rouw heeft. Ze lijkt het te hebben over wat de nabestaanden nodig hebben als een dierbare is overleden: tijd en stilte. Maar in de zin staat dat de dood zelf tijd en ruimte nodig heeft.

De zussen van Lazarus willen dat Jezus hem weer tot leven wekt. Maria verneemt van Miriam dat Jezus dit heeft gedaan. De vraag die hierdoor heerst is: Wat zullen de Romeinen doen? Miriam: ‘Some people say that the Romans wish to overthrow the teachers, and others that the teachers are behind it all, but it is also possible that there will be no revolt or that there will be one against everything we have known before including death itself’15


Hierop geeft Maria haar mening, deze luidt als volgt: ‘I almost asked her if I was alone now in believing that if he raised a man from the dead, then there was no hope for him or for any of us, that he mocked the very way things are in the world, and they would follow him, those who held power, and they would find him, but she was smiling to herself, as though she had found a new freedom.’16
Maria keurt hier duidelijk de wonderen die Jezus verricht af, omdat hij ‘the very way things are in the world’ bespot. Zij is zich ervan bewust dat de Romeinen dit niet zullen goedkeuren en hem zullen vinden. Miriam heeft het idee dat ze een nieuwe vrijheid heeft ontdekt, waar Maria het tot leven wekken van de doden niet ziet als een vrijheid.

Lazarus zal met zijn zussen, Martha en Mary, op de bruiloft komen. Maria vertelt dat Lazarus meer dood dan levend is. Er ontstaat een stilte in de menigte als zij aankomen. Maria denkt eerst dat het door de aanwezigheid van Lazarus komt, maar krijgt dan in de gaten dat mensen naar haar kijken en wijzen. Ze wenste dat ze niet was gekomen. Ze wordt apart genomen door Marcus, hij zegt haar dat het gevaarlijk is op de bruiloft, omdat er een man in de ingang staat die mensen kan vermoorden zonder sporen achter te laten. Maria kijkt naar hem en ziet een man die eruit ziet alsof hij geen kwaad doet. Ze vangt de blik van de man en lacht bijna naar hem maar wendt dan haar blik af naar Lazarus. Over Lazarus zegt ze: ‘The man would have to face death twice. Only sorrow could come from that.’17


Dan arriveert Jezus op de bruiloft. Hij draagt rijke kleren en ‘he was moving as though the clothes belonged to him as of right.’18 Ze herkent hem amper als haar zoon, zelfs als ze hem wil omarmen. Ze zegt hem dat hij in gevaar is en in de gaten wordt gehouden, dat hij haar na vijf minuten achterna moet komen en moet weggaan. Hij antwoordt: ‘Woman, what have I to do with you.’19 en herhaalt het antwoord nogmaals. Maria antwoordt: ‘I am your mother.’20 Uit deze passage blijkt dat Maria en Jezus uit elkaar gegroeid zijn in de jaren dat Jezus weg was. Zo ver uit elkaar gegroeid dat ze haar eigen zoon amper herkent. Zij zoekt nog wel toenadering bij hem en wil hem behoeden voor het gevaar, maar Jezus luistert niet naar haar. Sterker nog, hij vraagt wat hij met haar te maken heeft, waarop Maria zegt dat ze zijn moeder is. Deze dialoog staat in groot contrast met de moeder-zoonliefde die vaak wordt afgebeeld in het Christelijke geloof. In de kunst is Maria vaak te zien met het kind Jezus op haar arm of met de stervende Jezus op haar schoot. Uit deze beelden straalt altijd een vorm van verbondenheid en liefde. In het stuk van Tóibín lijkt het Jezus niks uit te maken dat zijn moeder hem waarschuwt en voelt hij zich niet meer met haar verbonden als zoon.

In het stuk van Tóibín zitten Jezus en Maria meer dan twee uur naast elkaar op de bruiloft, maar zeggen geen woord tegen elkaar. Jezus staat op en praat met de anderen en gebruikt trotste taal om te beschrijven wie hij is en wat zijn taak is in de wereld. Maria wil naar hem schreeuwen en zeggen wie hij was en waar hij vandaan is gekomen, dat het genezen van ziekten tot anderen behoort en het levend maken van de doden tot niemand. Anderen zagen het als een wonder, maar Maria zag het als het einde van alles. Ze maakt zich zorgen, zeker als ze hem hoort zeggen dat hij de zoon van God is. Als de wijn op de bruiloft op is verandert Jezus kannen water in wijn. Maria wil Jezus nogmaals waarschuwen maar het heeft geen zin. Ze verlaat de bruiloft en gaat terug naar Nazareth. Dit verhaal geeft een ander beeld op de wonderen die Jezus heeft verricht. Maria ziet de wonderen niet als iets wat voor vrijheid zal kunnen zorgen, maar als een gevaar. Het tot leven wekken van de doden heeft in haar ogen niks positiefs. Mensen zullen twee keer moeten sterven, is haar conclusie. Daarnaast schept ze een beeld van Jezus als een man die pocht over wat hij heeft gedaan. Hij is in haar ogen geen nederige man die de liefde predikt, maar vooral een opschepper. Ze laat een Jezus zien die zijn verbinding met de realiteit is kwijtgeraakt en bijna naïef omgaat met de waarschuwingen die zij hem geeft.



De Bijbelse Encyclopedie vermeldt het volgende over Maria op de bruiloft: ‘Zij treedt op bij de bruiloft te Kana, Johannes 2: 1-10. Met haar zoons en dochters tracht zij tot Jezus te komen en zou, hoewel onbedoeld, Hem hebben afgehouden van Zijn werk, Mattheus 12: 46-50.’ 21
Interessant is dat in deze encyclopedie staat dat Maria het werk van Jezus ‘onbedoeld’ verstoort, terwijl dit in de Bijbelse geschriften niet als zodanig te lezen is. Dit zal ik dan ook beschouwen als de invulling die de redacteuren van de Encyclopedie aan de gebeurtenissen uit de Bijbel hebben gegeven. In de Bijbel staat namelijk het volgende over de bruiloft en de dialoog van Jezus en Maria: Johannes 2: 3-5 ‘En op den derden dag was er een bruiloft te Kana in Galilea; en de moeder van Jezus was aldaar. En Jezus was ook genood, en Zijn discipelen, tot de bruiloft. En als er wijn ontbrak, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn. Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u te doen? Mijn ure is nog niet gekomen. Zijn moeder zeide tot de dienaars: Zo wat Hij u lieden zal zeggen, doet dat.’
Mattheus 12: 46-50 ‘En als Hij nog tot de scharen sprak, zie, Zijn moeder en broeders stonden buiten, zoekende Hem te spreken. En iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders staan daarbuiten, zoekende U te spreken. Maar Hij antwoordende zeide tot dengene die Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders? En Zijn hand uitstrekkende over Zijn discipelen, zeide Hij: Zie, Mijn moeder en Mijn broeders. Want zo wie den wil Mijns Vaders doet, Die in de hemelen is, dezelve is Mijn broeder en zuster en moeder.’
Marcus 3:31-35 ‘Zo kwamen dan Zijn broeders en Zijn moeder; en buiten staande, zonden zij tot Hem en riepen Hem. En de schare zat rondom Hem; en zij zeiden tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders daarbuiten zoeken U. En Hij antwoordde hun, zeggende: Wie is Mijn moeder, of Mijn broeders? En rondom overzien hebbende die om Hem zaten, zeide Hij: Zie, Mijn moeder en Mijn broeders. Want zo wie den wil Gods doet, die is Mijn broeder en Mijn zuster en moeder.
Uit deze passages wordt duidelijk waarom Jezus zijn moeder niet meer als zodanig beschouwt. Hij zegt dat ieder die de wil van God gehoorzaamt zijn broer, zus of moeder is. Op deze manier wordt de moeder-zoon relatie ondergeschikt aan de relatie van Jezus en zijn volgelingen. Interessant is dat de zin ‘vrouw, wat heb ik met u te doen’ in de originele Hebreeuwse en Griekse tekst een andere betekenis heeft. L.M.P. Scholten beargumenteert in zijn tekst ‘Vrouw, wat heb Ik met u te doen?’ dat het woord voor vrouw, het Griekse ‘gunai’, minder koud over komt als in onze taal. In het woord gunai ligt respect besloten. Door Maria niet als ‘moeder’ aan te spreken, maar als ‘vrouw’ wordt zij op haar plaats gezet. Scholten: ‘De woorden ‘te doen’ staan in onze Bijbel cursief. Dat wil zeggen dat ze door de vertalers ingevoerd zijn. In de Griekse grondtekst bestaat de hele zin die de Heere hier uitspreekt, uit slechts vier woordjes: ‘ti emoi kai soi’, letterlijk: ‘Wat mij en u?’ Dat is een oorspronkelijke Hebreeuwse zegswijze, die ook in het toenmalige Grieks was doorgedrongen. […] De spreker voelt zich aangesproken door iemand die contact zoekt, maar hij weert dat af, daar hij (althans in de zaak waarom het gaat) de gemeenschap van gevoelens waarvan de ander uitgaat, niet ervaart, dan wel de aanspraak die de ander op hem meent te hebben, verwerpt. Om dit zo goed mogelijk in de vertaling tot uitdrukking te brengen, hebben de Statenvertalers gekozen voor ‘te doen hebben met’: wat heb Ik met u te doen. De betekenis is ongeveer hetzelfde als van ‘wat heb Ik met u te maken’; alleen klinkt dat wat harder.’22

In The Testament of Mary van Tóibín vertelt Marcus Maria dat Jezus de koning van de Joden wordt genoemd door de mensen op straat en dat de Romeinen dit niet zullen tolereren. Jezus zal binnen korte tijd worden gekruisigd. Marcus zegt dat Maria weg moet gaan omdat ze zijn volgelingen zullen gaan zoeken. Maria antwoordt daarop dat ze niet een van zijn volgelingen is. Marcus geeft haar een adres in Jeruzalem waar ze veilig zal zijn. Maria vraagt aan Marcus hoelang een kruisiging duurt. Hij antwoordt: ‘Days maybe, but sometimes hours, it depends.’ ‘On what?’ ‘Don’t ask, it’s better if you don’t ask.’23 Ze vraagt zich af hoe Marcus dit allemaal weet, waarop hij haar vertelt dat hij informanten heeft op belangrijke plaatsen.

Maria voelt aan dat ze niet naar het adres moet gaan dat Marcus haar heeft gegeven, in plaats daarvan gaat ze naar Miriam en zal daar aan Martha en Mary vragen wat ze moet doen. Miriam heeft de geruchten al gehoord en Maria ziet de angst in haar ogen. Miriam wil dat Maria weggaat. Ze gaat naar het huis van Martha en Mary, deze verwachtten haar al. Mary gaat met Maria mee naar Jeruzalem. Mary ziet de kruisiging van Jezus als het einde van de wereld zoals ze hem kennen, als een nieuw begin. Ze komen aan in een huis met volgelingen van Jezus. Maria beschrijft: ‘If water can be changed into wine and the dead brought back to life, then I want time pushed back. I want to live again before he left home, when he was a baby and his father was alive, and there was ease in the world. I want a Sabbath day. I want to watch from a window as they both come from the Temple. My son is talking, and his father is listening, his hand on his shoulder. They are both held in place by love. I want them both held in place by love.’24

Maria kijkt niet uit naar de nieuwe wereld die Mary benoemt. Maria wil terug naar de jeugd van Jezus, waarin er nog geen wonderen waren. Ondertussen is Jezus al een gevangene van de Romeinen. Maria en Mary worden door een begeleider meegenomen naar de plek waar meerdere mensen zich hebben verzameld. ‘I knew now what they wanted me to witness. I would have done anything not to… I would have done anything not to… And then I bowed my head and I turned and followed them.’25


Maria vertelt vervolgens hoe zij de kruisiging van Jezus heeft ervaren. Het kruis was te zwaar om te dragen en ze lieten hem het lijdzaam door de menigte heen slepen. Ze vertelt dat de doornenkrans in zijn vlees sneed en dat hij probeerde om de doornen te verwijderen maar dat ze hierdoor nog dieper in zijn huid vast kwamen te zitten.
‘And then I caught his eye. All of the worry, all of the shock, seemed to focus in on a point in my chest, as though I had been pierced with an arrow. I cried his name and made to run towards him but was held back by my companions, Mary whispering to me that I would have to be quiet and controlled or I would be recognized and taken away. I did not speak to him again.’26
Hierna vertelt Maria dat Jezus aan het kruis wordt gespijkerd, de spijkers waren groter dan haar hand. Jezus werkte tegen. ‘He howled in pain and resisted them, as jets of blood spurted out and the hammering began as they crushed his hand and arm against the cross.’27
Het lukte Jezus om zijn arm los te krijgen dus ze moesten om hulp vragen. Zijn gezicht was onherkenbaar door het bloed, wat Maria wel herkende was zijn stem: ‘the sounds he made belonged only to him.’28 ‘And all the time he was saying something, some words, or sounds. The sounds were like cries, but there were words buried in the cries.’29 Interessant is dat Maria hier zegt dat ze alleen zijn stem herkent en dat deze alleen aan hem toe behoort. Dit staat in contrast met wat zij eerder zij over de stem van Jezus als hij predikte voor zijn volgelingen, dan was zijn stem ‘nep’. Hieruit blijkt dat zij Jezus aan het kruis ziet als de Jezus die zij kent en niet als de Jezus die volgelingen heeft. Daarnaast roept het de vraag op wat Jezus zei toen hij aan het kruis hing.

Maria: ‘It seems strange now that I stayed there and watched this, that I did not run towards him, or call out to him who was now splayed against the sky. But I did not. I watched in horror, but I did not move or make a sound. How did I do that? But that is what I did.’ 30

Ze vertelt dat ze haar aandacht probeerde af te leiden door om haar heen te kijken, te doen alsof het niet gebeurt. Ze vraagt aan haar begeleider hoe lang het zal duren voordat hij sterft. Hij antwoordt dat dit dagen zal duren tenzij ze zijn benen breken of speren gebruiken om hem te doorboren. Ze ziet dan de mannen staan die toezicht houden, daarbij staat haar neef Marcus en hij ziet haar. Ze loopt naar hem toe: ‘I know how foolish I must have seemed. I suppose I had my arms out and I suppose I made no sense. I remember the looks of indifference from some of the other men being mirrored in Marcus’s face and then changing into a dark brutality.’31
Marcus roept dat ze weg moet gaan en op dat moment ziet ze de man met konijnen: ‘No one wants to know that for some time I watched it coldly and found comfort in what he did.’32

Maria vindt het verschrikkelijk wat er met haar zoon gebeurt en zoekt daardoor afleiding door om zich heen te kijken. Het moment dat ze haar neef Marcus ziet staan zal erg zwaar voor haar zijn geweest en dat ze hierna afleiding vindt in het kijken naar konijnen die worden vermoord is dan ook begrijpelijk. Het zien van het doodgaan van konijnen zal voor een moeder minder erg zijn dan het zien sterven van je eigen zoon. Op deze manier krijgen we door de tekst een beeld van Maria dat we kunnen begrijpen en waarmee we ons kunnen identificeren. Ze laat even haar verbitterde toon los en laat iets zien van haar menselijkheid.


Het laatste uur van de kruisiging is aangebroken: ‘His voice was no longer a man’s voice. It was more like the cry of a child, shocked, filled with unknowing panic. All of us watched his face, his body, unsure if he knew we were there with him until close to the end he seemed to open his eyes. There were gasps now, no words. And even though all the time I had desperately wanted it to be over quickly, I did not want it to be over now.’33


De begeleider wil weggaan, maar Maria zegt ‘He is not dead yet. I will stay with him until he dies.’ Dan ziet ze Marcus staan met de man van de bruiloft die mensen kan vermoorden zonder sporen achter te laten. Marcus wijst naar haar, Mary en de begeleider. Vervolgens vertelt Maria terugblikkend op wat er is gebeurd. Dat ze is gevlucht: ‘I must say it once, I must let the words out. Despite the fact that his heart and his flesh came from my heart and my flesh and I was his only protector in the world and I was his mother and am still his mother. Despite that, I would leave him to die alone if I had to. That is what I did. Once I signalled my agreement, I did not look at the figure on the cross again. Perhaps I had looked enough.’34

Dat Maria is gevlucht na de kruisiging van Jezus is een theorie die in sommige encyclopedieën wordt aangehaald. In de Bijbel staat dat zij bij de kruisiging aanwezig was:


Marcus 15:40 (kruisiging): En er waren ook vrouwen van verre dit aanschouwende, onder welke ook was Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jakobus den kleine en van Joses, en Salome.
Marcus 15:47 (graflegging): En Maria Magdalena en Maria, de moeder van Joses, aanschouwden, waar Hij gelegd werd.
Marcus 16:1 (opstanding): En als de sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome specerijen gekocht, opdat zij kwamen en Hem zalfden.
Johannes 19:25-27: En bij het kruis van Jezus stonden Zijn moeder en Zijner moeders zuster, Maria. Klopas’ vrouw en Maria Magdalena. Jezus nu, ziende Zijn moeder, en den discipel dien Hij liefhad, daarbij staande, zeide tot Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. Daarna zeide Hij tot den discipel: Zie, uw moeder. En van die ure aan nam haar de discipel in zijn huis.
Tóibín laat Maria het volgende zeggen: ‘I moved towards the cross as though I was going to sit at the foot of it and wring my hands as I waited for his final moments. And then I slipped around the back as though I was searching for a place to relieve myself where I could not easily be seen and then I followed our guardian and Mary down the hill.’35
Het beeld dat Maria onder de voeten van Jezus zit aan zijn kruis is een zeer bekend beeld. Naar aanleiding van deze tekst kan gezegd worden dat we bij dit beeld een aantal vraagtekens kunnen zetten. Was Maria wel bij Jezus totdat hij dood was? In deze tekst zegt Maria dat ze naar het kruis toe liep ‘as though I was going to sit at the foot of it’, maar dat ze dit niet heeft gedaan. Tóibín laat het hier overkomen alsof de evangelisten van Maria hebben opgeschreven wat zij wilden dat de waarheid was en hierbij de details naar hun hand hebben gezet. Deze gedachte is naar mijn idee niet ver gezocht.

Vervolgens vertelt Tóibín over de vlucht van Maria. Maria zegt ze dat kleren en schoenen hebben gestolen, maar dat ze denkt dat ze niemand hebben vermoord, maar dat ze dat niet zeker weet, omdat er dingen waren die ze niet zag. Ze wordt tijdens deze vlucht erg close met Mary. Zo close dat ze samen een droom delen. Beiden dromen dat haar zoon weer tot leven is gekomen: ‘He was rising with the water. He was naked and his hands, his feet, his forehead where the thorns had been, had blue marks around them and were open and gaping. Mary held him as the water delivered him from the well and she placed him across my lap. It was the whiteness that we noticed, as though everything that had happened had been washed away.’36


De droom die Maria hier omschrijft is het verhaal dat bekend is over de wederopstanding van Jezus. Het neerleggen van Jezus op de schoot van Maria, wordt binnen de kunsten de Piëta genoemd. De Piëta is een zeer bekend beeld in de kunsten en er zijn ook veel originele variaties op gemaakt, zoals ‘Ave Maris Stella’ (1999) van Bettina Rheims.

Op deze foto is een jonge Maria te zien met een vis in haar armen. De titel betekent: Gegroet, Sterre der Zee, en is genomen uit een van de lofzangen op Maria.37 De vis verwijst naar Christus.


Tóibín schrijft dat de begeleider hoorde dat Maria en Mary de droom bespraken en dat hij toen lachte en zei dat het deel was van wat hem was voorspeld: ‘He wrote those words down and others came to believe that the dream we had was true. But it was not true.’38


Maria spreekt hier dus de wederopstanding van Jezus tegen, net zoals ze naar zijn wonderen met een kritisch oog keek. Er wordt haar verteld dat ‘What is being written down, will change the world,’39 en dat zijn vader hem naar de wereld heeft gestuurd zodat hij kon lijden op het kruis. De volgelingen: ‘His suffering was necessary. It was how mankind would be saved.’40
Maria vraagt wie er dan gered is en waarvoor. Ze zegt dat het het niet waard was. Het wordt duidelijk dat Maria niet gelooft dat God haar zoon naar de wereld heeft gestuurd om de mensheid te redden. Ze blikt terug op de kruisiging en komt dan tot de conclusie dat het het niet waard was.

Colm Tóibín geeft in zijn tekst een ander beeld van Maria dan gebruikelijk. Veel gebeurtenissen die hij Maria laat beschrijven komen overeen met de Bijbel. Toch laat hij door kleine aanpassingen de lezer met een andere blik kijken naar het leven van Jezus en zijn relatie met zijn moeder. Zijn verhaal is consequent en bezit geen grote tekortkomingen. De ideeën die hij oppert over bijvoorbeeld de vlucht van Maria of de droom van zijn wederopstanding wijken niet ver af van de Bijbelse geschriften. Het is mogelijk dat Maria is gevlucht tijdens de kruisiging van Jezus en het is ook mogelijk dat het verhaal van de wederopstanding van Jezus is ontstaan uit een droom van Maria. Er is namelijk nogal wat diverse informatie over het leven van Jezus en veel van deze informatie spreekt elkaar tegen of is onduidelijk. Zelfs in de Bijbel zeggen niet alle evangelisten hetzelfde. Met deze tekst geeft Tóibín meerdere aanknopingspunten om de verhalen rondom Jezus kritisch te bekijken en ook om Maria met een andere blik te bekijken. Dat zij het niet eens was met het prediken van Jezus staat ook in stukken van de Bijbel en het blijft daarom nog steeds een grote vraag waarom zij wordt vereerd door sommige Christenen, zeker omdat de liefde tussen moeder en zoon in de Bijbel ook niet zo duidelijk naar voren komt als ik had verwacht.



Triviale literatuur

Pilatus in Zie de Mens:



Ik geloof niet in wonderen mijne heren
Hou het concreet
Ik wil dat u met feiten komt

In het boek Pilatus & Jezus van Giorgio Agamben staat iets over de twee werelden die bij elkaar komen bij de veroordeling van Jezus: het menselijke en het goddelijke, het tijdelijke en het eeuwige. ‘En het is de wereld van de feiten die moet oordelen over die van de waarheid, het tijdelijke rijk dat een oordeel moet uitspreken over het eeuwige Rijk. Des te noodzakelijker is het om in de kroniek van deze beslissende confrontatie, van deze historische krisis, die eigenlijk nog altijd gaande is, elk detail zorgvuldig te wegen.’41



Daarnaast heeft Agamben ook aandacht voor de dubbele duiding van heilige teksten:
‘De diepgewortelde dubbele duiding in elke interpretatie van de heilige teksten is hier evident. Moeten de evangeliën beschouwd worden als historische documenten of is in die teksten vooral een zuiver theologisch probleem aan de orde? De heidense waarnemer Porfirius kwam al tot de slotsom dat ‘de evangelisten uitvinders zijn (epheurotas) en geen historici (historas, ‘getuigen’) van de gebeurtenissen rond Jezus. Wat elk van hen schrijft komt niet overeen en klopt niet met wat de anderen schrijven, vooral als het aankomt op het verhaal van de lijdensweg’42
Ter vergelijking met de tekst van Tóibín zal de rol van Maria in de film Last Temptation of Christ van Martin Scorsese worden behandeld. In deze film komt Maria voor als de liefhebbende moeder van Jezus. We zien haar de eerste keer tijdens de tocht van Jezus door de stad. Ze rent naar hem toe, maar wordt tegen gehouden. Ze roept ‘He’s my son!’ en wordt vervolgens weggesleept door omstanders. Deze kruisiging blijkt een droom te zijn en daarna zien we dat Jezus een gesprek heeft met Maria over de stemmen die hij hoort. Maria oppert dat het ook demonen kunnen zijn en niet God. Dan vertrekt Jezus naar de woestijn. Pas tijdens een feest voorafgaand aan de bruiloft zien we Maria weer. Hier vraagt ze aan Jezus of hij met haar meegaat. Jezus vraagt aan haar wie ze is, waarop zij antwoordt dat ze zijn moeder is. Jezus zegt dat hij geen moeder heeft, alleen een vader in de hemel. Maria huilt, maar de vrouw die bij haar is zegt tegen haar dat ze niet moet huilen, omdat ze duizenden blauwe engelen zag achter Jezus. Maria wenst dat ze dat niet had gezien. In deze scène zien we de Maria zoals deze ook wordt beschreven door Tóibín in zijn tekst. De Maria die haar eigen zoon niet meer herkent. Maria is in de film ook te zien op het laatste avondmaal. In de Bijbel staat geschreven dat Jezus zijn laatste avondmaal deelde met zijn twaalf discipelen (Mattheus 26:6-30, Marcus 14:3-25, Lucas 22:7-20, Johannes 13). De enige vrouw die wordt genoemd is de vrouw die Jezus zalft (vermoedelijk Maria Magdalena, maar haar naam staat niet vermeld). Het zou dan ook bijzonder zijn als Maria bij dit intieme moment tussen Jezus en zijn discipelen is geweest. Vermoedelijk hield zij zich ergens anders in Jeruzalem op. Interessant is dat in de tekst van Tóibín niks over het laatste avondmaal wordt gezegd. In Last Temptation of Christ is Maria de eerste waarnaar Jezus in gedachten vraagt als hij wordt gekruisigd, eerder dan naar Magdalena en zelfs eerder dan naar God. Hierdoor krijgt zij een bijzondere status en wordt de relatie van Jezus en Maria extra benadrukt. Vervolgens vangt hij haar blik en ze huilt. De rol van Maria heeft in deze film een vrij traditionele invulling. Ze is een liefhebbende moeder, die zich zorgen maakt over haar zoon als hij veel volgelingen krijgt, maar vervolgens bij zijn kruisiging aanwezig is, naar hem toe rent en om zijn dood huilt.

Mascha van Rhee


Stagiaire Dramaturgie

Bibliografie

Agamben, Giorgio. Pilatus & Jezus. Vertaling Willy Hemelrijk. Amsterdam: Sjibbolet, 2014.

Barnard, Marcel en Gerda van de Haar. De Bijbel Cultureel. Zoetemeer: Uitgeverij Meinema, 2009.

Bijbel. Gereformeerde Bijbelstichting Leerdam.

De Bijbelse Encyclopedie. Kampen: Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, 1975.

Last Temptation of Christ. Martin Scorsese. Verenigde Staten, 1988.

Scholten, L.M.P. Vrouw, wat heb Ik met u te doen? http://www.gbs.nl/assets/Uploads/PublicatiesOnline/BijbelseTheologieEnExegese/BIJBELSE%20THEOLOGIE%20EN%20EXEGESE%20-%20'Vrouw,%20wat%20heb%20Ik%20met%20u%20te%20doen.pdf



Tóibín, Colm. The Testament of Mary. Version April 12, 2013 - Working Script.

1 Colm Toibin, The Testament of Mary, version April 12, 2013 – Working Script.

2 Colm Toibin, The Testament of Mary, version April 12, 2013 – Working Script, 1.

3 Colm Toibin, The Testament of Mary, 2.

4 Idem, 2.

5 Idem, 2.

6 Colm Tóibín, The Testament of Mary, 3.

7 Idem, 3.

8 Bijbel, Mattheüs 5:39.

9 Bijbel, Mattheüs 5:40.

10 Idem, 3.

11 Idem, 4.

12 Colm Tóibín, The Testament of Mary, 5.

13 Idem, 6.

14 Idem, 6.

15 Idem, 8.

16 Idem, 9.

17 Colm Tóibín, 11.

18 Idem, 11.

19 Idem, 11.

20 Idem, 11.

21 De Bijbelse Encyclopedie, (Kampen: Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, 1975), 164.

22 L.M.P. Scholten, “Vrouw, wat heb Ik met u te doen?” http://www.gbs.nl/assets/Uploads/PublicatiesOnline/BijbelseTheologieEnExegese/BIJBELSE%20THEOLOGIE%20EN%20EXEGESE%20-%20'Vrouw,%20wat%20heb%20Ik%20met%20u%20te%20doen.pdf

23 Colm Tóibín, The Testament of Mary, 14.

24 Colm Tóibín, The Testament of Mary, 16.

25 Idem, 16.

26 Idem, 17.

27 Idem, 17.

28 Idem, 18.

29 Idem, 18.

30 Colm Tóibín, 18.

31 Idem, 19.

32 Idem, 19.

33 Idem, 19.

34 Colm Tóibín, 20.

35 Idem, 21.

36 Idem, 22.

37 Marcel Barnard en Gerda van de Haar, De Bijbel Cultureel, (Zoetemeer: Uitgeverij Meinema, 2009), 332.

38 Colm Toibin, The Testament of Mary, 22.

39 Colm Toibin, The Testament of Mary, 23.

40 Idem, 23.

41 Giorgio Agamben, Pilatus & Jezus, vert. Willy Hemelrijk, (Amsterdam: Sjibbolet, 2014), 19.

42 Giorgio Agamben, Pilatus & Jezus, 37.

Yüklə 58,07 Kb.

Dostları ilə paylaş:




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©www.genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə